1. Behoudens buitengewone omstandigheden wordt de vrijstelling slechts verleend voor goederen die definitief zijn ingevoerd:
a) ten vroegste twee maanden vóór de voor dit huwelijk vastgestelde datum, en
b) uiterlijk vier maanden na de datum van het huwelijk.
In dit geval kan de vrijstelling onderworpen zijn aan het stellen van een passende zekerheid, waarvan de vorm en het bedrag door de bevoegde autoriteiten worden vastgesteld.
2. De goederen waarvoor de vrijstelling geldt, kunnen binnen de in lid 1 bedoelde termijn in gedeelten worden ingevoerd.